Mis Inquietudes

Les 2.2 Maken van een concept 30-01-10

Docent: Aad
Claribel


We hebben de les begonnen met het voorlezen van het verhaal Roodkapje.
We kregen een opdracht om dit verhaal vanverschillende oogpunt te vertelen.
Er waren 3 groepen: Janine en Tjitske deden van af een triller.
Joke en Nienke met de premisse dat wie niet sterk is moet slim zijn.
Allan en ik vanuit het oogpunt vande wolf.

De triller verhaal had inderdaad alle ingrediënten, van en triller, maar het was een verschil van stijl en tijd, in het begin leek het in een moderne tijd en aan het eind leek het meer vaneeuw.

Wie niet sterk is moet slim zijn…Het verhaal leek erg op het oorspronkelijk verhaal. Alleen miste een aantal signalen. Wat maakt roodkapje slim en wat niet sterk? Er mag meer gezaaid worden.Van af perspectief van de wolf: er waren de signalen, die de premisse begrijpen, maar er miste meer laten zien, wat heeft de wolf niet voorgedaan, want hij moeste zijn woord houden tegen zijnbroers. Dat moeten we meer benadrukken.

-Wanneer ik een toneel stuk wil uitvoeren, moet ik de verschillende bronnen onderzoeken.
-Weet wat de bron onderzoek moet doen.
-Daarna en verzamelen vaninformatie, wat haal ik, wat help aan mijn?
-De concept gaat altijd als inspiratie bron. In vorm kan ik altijd kiezen.
-Voor dat ik de oplossing van het verhaal geef, moet ik het veel zanden geven(signalen). Ik kan niet alles aan de lucht laten vallen. Het hoeft niet alles laten zien, maar wel de weg.
-De fascinatie is een idee hebben als inspiratie, dus ik moet denken over de inhoud, wat is deboodschap van het verhaal?
- Het concept heeft met mij te maken, is aan mij de vraag wat wil ik vertelen met dat, dat praat over mijn, op zoek zijn aan wat ik wil vertelen dat is de belangrijk. Ik houdmijn concept vast, wat ik heb bedacht, alles aanpassing moeten trouw aan mijn concept.

We kregen de tekst over “het Regieconcept”, ‘Waar gaat ’t over?’ uit de verborgen schrijver, dat geeft mee...