Dutch words and phrases

List with Dutch words and phrases
Getting to know you
Bye Tot ziens, dag Canal Gracht
Hello, Madam, Sir Dag mevrouw,
meneer
Car Auto
How are you? Hoe gaat het met u? Do not get in Nietinstappen
I don’t understand you Ik begrijp u niet Emergency exit Nooduitgang
I love you Ik hou van jou Footpath Voetpad
Nice Leuk Left/right Links/rechts
No. thank you Nee, dank u No admittance Geentoegang,
verboden toegang
Please/there you are Alstublieft Return ticket Retourkaartje
See you tomorrow Tot morgen Right of way Voorrang
Very good/Well done Heel goed Single journey ticket Enkele reisYes, please Ja, graag Square Plein
Straight ahead Rechtdoor
Post office, bank and public services Street Straat
Account (Bank)rekening Way/road Weg
Counter Loket
Elevator Lift Going out
Firstfloor Eerste verdieping Bill Rekening
Hospital Ziekenhuis Can I order? Kan ik bestellen?
Information Inlichtingen;
informatie
Cinema Bioscoop
Letter Brief Concert hall Concertgebouw
Male/femaleMan/vrouw Delicious, nice Lekker
Married/single Gehuwd/ongehuwd Even/odd seats Even/oneven
plaatsen
Pull/push Trekken/duwen Performance Voorstelling
Registered mail Aangetekende post Pub Kroeg,café
Signature Handtekening Theatre
Stamp Postzegel The menu, please Het menu, alstublieft
Waiter Ober, kelner
Shopping
Cheap/expensive Goedkoop/duur Physical exercise
and body care
DrugstoreDrogist Dressing room Kleedkamer
Clearance sale Opruiming Hot/cold shower Warme/koude
douche
Closing time Sluitingstijd Ladies/gentlemen Dames/heren
Clothes Kleding Locker Kluisje
Dry cleanerStomerij Match Wedstrijd
Flower shop Bloemist Soap Zeep
How much is this? Hoeveel kost dit? Swimming pool Zwembad
Opening hours Openingstijden Toothpaste Tandpasta
Pharmacy/Chemist Apotheek Towelhanddoek
Prices from Prijs vanaf
Spectacles, glasses Bril Academic life
Shoes Schoenen Faculty Faculteit
Where is the
supermarket?
Waar is de
supermarkt?
Intermission/break Pause
Library...