Resúmen Don Quijote (Neerlandés)

Hoofdstuk 3
Al gauw ontmoeten we een nieuwe persoon in Boek 2, genaamd Samson Carrasco. Carrasco is een jonge man uit het dorp van don Quijote, die onlangs is afgestudeerd aan de Universiteit van Salamanca. Hij gaat verder waar de priester en de kapper stoppen in Boek 1, en probeert don Quijote te stoppen en te beschermen van zijn avonturen.
Hoofdstuk 4
Gesprek met de baccalaureus Carrascowordt voortgezet en Sancho vertelt over het verlies van zijn ezel, wat in het verhaal van Don Quijote moet aangepast worden. Don Quijote wil een gedicht schrijven gericht aan Dulcinea. De eerste letters van elke zin uit het gedicht moeten ‘Dulcinea del Toboso’ vormen. Carrasco belooft het gedicht te schrijven.
Hoofdstuk 5
Sancho Panza keert naar huis en heeft daar ruzie met z’n vrouw Teresa Panza.Hij wil graag gouverneur worden en het beste kunnen geven aan z’in kinderen (oudste dochter moet een rijke man huwen om status te verweren, maar vrouw wil dit niet). Na de ruzie keert hij terug naar Don Quijote en vraagt hij of het mogelijk is een loon uitbetaald te krijgen in afwachting van het eiland. Don Quijote weigert en dreigt ermee een andere schildknaap te zoeken.
Hoofdstuk 6 (één van debelangrijkste hoofdstukken van het boek)
De nicht en de huishoudster van Don Quijote proberen hun meester om te praten om niet nog een derde keer als ridder uit te rijden. Tevergeefs.
Hoofdstuk 7
Maar Quijote is vastbesloten om naar Toboso te reizen om zich aan Dulcinea te bewijzen en hij negeert Carrasco´s pogingen om hem te stoppen. Het nichtje en de huishoudster roepen de hulp in vanCarrasco, die op zijn beurt raad vraagt aan de pastoor. Uiteindelijk laat Carrasco Don Quijote vertrekken en vergezelt hem ’n halve mijl buiten het dorp. Sancho Panza gaat opnieuw mee als schildknaap, ondanks de ruzie die ze eerder maakten omtrent het loon.
Hoofdstuk 8
Don Quijote en Sancho gaan op weg en vullen hun tocht met eindeloze discussies over Dulcinea en over de faam die heiligen en dolenderidders na hun dood verwerven. Discussie over Dulcinea: Sancho beweert dat hij haar tarwe heeft zien ‘wannen’ en dat ze op ’n boerderij woont (DQ is in de overtuiging dat ze een vooraanstaande welvarende dame is). Discussie over de heiligen: heidenen gaan naar de hel, heiligen naar het vagevuur of de hemel. Volgens Sancho is het beter om als heiligen herinnerd te worden of als arme stakkers omdatzij klappen krijgen en zo genade krijgen van God terwijl ridders zelf mensen klappen geven… uiteindelijk komen ze aan in Toboso, waar ze in een eikenbosje wachten tot de nacht valt en dan besluiten binnen te rijden. (geen van beiden weet waar Dulcinea woont)
Hoofdstuk 9
Het dorp was donker en verlaten en hun zoektocht naar het ‘paleis’ van Dulcinea leverde niets op. Toen ze op een kerk stuitten,kwamen ze een boer tegen die voor dag en dauw al op pad was met z’n kudde. Deze kende geen prinses Dulcinea en verwees hen door naar de pastoor van het dorp, die een lijst van inwoners heeft. Sancho stelt voor, omdat het bijna dag is, om DQ te verstoppen en zelf overdag het huis van Dulcinea te gaan zoeken.
Hoofdstuk 10
Op klaarlichte dag vertrekt Sancho richting Toboso, maar even buiten hetbosje gaat hij zitten en houdt een ‘dialoog’ met zichzelf over wat hij nu moet doen. Opeens ziet hij in de verte 3dames (‘lompe boerevrouwen’) zijn kant op rijden op ezels. Hij beslist DQ wijs te maken dat één van hen Dulcinea is en gaat zijn meester halen. Volledig in de waan rijden beiden op de dames af en werpen zich voor hun voeten. DQ herkent enkel 3boerevrouwen en snapt niet wat Sancho in henziet. Hij denkt opnieuw dat dit het werk is van boze tovenaars. Wanneer de boerevrouwen willen wegrijden, valt ‘Dulcinea’ van haar ezel en komt DQ haar te hulp. Even later razen de 3vrouwen er vandoor.
Hoofdstuk 11
DQ en SP zetten hun tocht verder en niet veel later zien ze een kar beladen met een koning, een engel, een ridder, een nar, een duivel (die de kar bestuurt) en nog andere. Het is...